Begroting 2019-2022

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Risicoinventarisatie en -kwantificering

In onderstaande tabel zijn de risico’s gekwantificeerd, waarbij door een inschatting van de kans dat de gebeurtenis zou kunnen optreden het risicoprofiel ontstaat. Overigens kunnen de opgenomen bedragen suggereren dat de risico’s zich in die mate gaan voordoen. Er is echter sprake van inschattingen en de uitkomsten van een kansberekening. De werkelijke uitkomsten zullen hier hoogstwaarschijnlijk in alle gevallen van afwijken.

Omschrijving

Maximale omvang

Kans

Gemiddelde omvang

Risicoprofiel

10%

30%

70%

Kans x gemiddelde omvang

1. Gemeenschappelijke regelingen:

a. DSW-exploitatietekort
b. DSW-beëindiging
c. Avalex
d. GGD/VT

370
3.200
500
200

X

X

X
X

185
1.600
250
100

20
1.120
175
30

2. Open-einde regelingen:

a. WMO

500

X

250

75

b. Indicatie huishoudelijke ondersteuning

1.000

X

500

150

c. Abonnementstarief Wmo

2.000

X

1.000

300

d. Jeugdzorg

2.500

X

1.250

875

e. Specifieke uitkeringen

2.300

X

1.150

115

3. BENG scholen (vervallen)

4. Grondexploitatie Vlietvoorde

Mont
Carlo
simulatie

2.300

5. Grondexploitatie Klein Plaspoelpolder

Monte
Carlo
simulatie

4.500

6. Grondexploitatie Rijnlandlaan

Monte
Carlo
simulatie

109

7. MIRT-programma Duurzame bereikbaarheid Rotterdam-Den Haag

p.m.

8. Uitkeringen Gemeentefonds

3.000

X

1.500

450

9. Prijsstijgingen bouwsector

3.500

X

1.750

1.225

10. Overige:

a. Bodemsaneringen

3.000

X

1.500

500

b. Dividend Eneco en Stedin

1.000

X

500

150

c. Bediening Sijtwendebrug

1.100

X

550

385

d. WW-uitkeringen

500

X

250

75

e. Bouwleges

500

X

250

175

f. Invoering private bouwplantoets

150

X

75

50

g. Tussentijdse verkiezingen en referenda

500

X

250

75

h. Btw-sportvrijstelling

250

X

125

90

i. Rente

1.000

X

500

350

(bedragen x € 1.000)

Hieronder wordt nader op de risico’s ingegaan.

1. Gemeenschappelijke regelingen.

  1. Dienst Sociale Werkvoorziening Rijswijk en Omstreken (DSW)

De omvang van de bijdrage van onze gemeente aan het exploitatietekort van de DSW is zolang de gemeenschappelijke regeling bestaat onzeker en afhankelijk van de bedrijfsresultaten die de DSW boekt. Dit hangt sterk af van economische ontwikkelingen. Met ingang van de  herziene begroting 2018 is de DSW  realistischer gaan ramen. Het exploitatieresultaat is daarbij opgebouwd uit het subsidieresultaat en het bedrijfsvoeringsresultaat. De DSW ziet het als haar lange termijn opgave het bedrijfsresultaat uiteindelijk naar 0 te brengen en heeft een bedrijfsplan 2018-2022 opgesteld met maatregelen om dit te realiseren. In de begroting 2019 is het effect van beoogde maatregelen verwerkt. Vandaar dat het risico op de DSW als laag wordt beoordeeld. In de risicoparagraaf in begroting 2019 van de DSW is een inschatting gemaakt van de financiële risico’s. Deze zijn in totaliteit begroot op maximaal € 1,6  mln. Het aandeel van Leidschendam-Voorburg is, afgerond, 23 ofwel € 370.000.

  1. Beëindiging gemeenschappelijke regeling DSW

De gemeente zal bij een definitief besluit over een toekomstig SW-bedrijf te maken krijgen met eenmalige beëindigingskosten van het huidige SW bedrijf. In het IROKO rapport is aangegeven dat deze uitgaven zullen liggen tussen de € 5,9 en € 13,6 mln. Het aandeel van Leidschendam-Voorburg in de huidige gemeenschappelijke regeling is circa 23%. Dat betekent dat Leidschendam-Voorburg rekening moet houden met minimaal € 1,4 mln. en maximaal € 3,2 mln. aan bij te dragen beëindigingskosten. Gelet op de ondertekende intentieverklaring is de kans op beëindiging van de bestaande gemeenschappelijke regeling groot. Uiteindelijk besluiten de drie gemeenteraden hierover. De kans dat dit risico zich voordoet is hoog (90%).

  1. Avalex

In de ontwerpbegroting 2019 van Avalex is een risicoparagraaf opgenomen waarin op basis van specifieke onzekerheden, risico’s zijn geïnventariseerd en beoordeeld. Deze risicoparagraaf laat een risicoprofiel zien van afgerond € 4,3 mln. Hierin is nog rekening gehouden met het risico van de hogere afvalverwerkingskosten, maar gezien de recente rechterlijke uitspraak, kan dit risico bijgesteld worden. Een aangepast risicoprofiel komt dan uit op afgerond € 2,3  mln. Dit risicoprofiel betreft een gewogen profiel, waarbij rekening is gehouden met de mate waarin dit risico zich kan voordoen. Op basis van het aandeel van de gemeente Leidschendam-Voorburg in de gemeenschappelijke regeling van circa 22%, wordt uitgegaan van een bedrag van € 0,5 mln.

  1. Gemeenschappelijke Regeling GGD/VT - onderdeel Veilig Thuis

Bij Veilig Thuis wordt door de toegenomen alertheid van onder meer de politie, in de hele regio Haaglanden een toenemend aantal gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling gemeld. Deze trend heeft zich in 2017 al voorgedaan en zet nu in 2018 door. Dit is een positief maatschappelijk resultaat voor Haaglanden, maar het gaat ook gepaard met een toename van de gevraagde inzet van Veilig Thuis. Momenteel wordt onderzocht hoe deze stijging is in te schatten en te beheersen. De volumestijging 2018 is reeds in de meerjarenbegroting verwerkt, echter verder stijgingen gedurende 2018 en verder zijn nog niet uit te sluiten en worden daarom als risico meegenomen.

2. Open einde regelingen

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)   

De Wmo is een open-einde regeling en kent daardoor geen bestedingsplafond. Hierdoor moet de gemeente ondersteuning blijven leveren aan haar inwoners, ook als het budget voor het betreffende jaar niet toereikend is.
De verstrekkingen van voorzieningen is gebaseerd op de Wmo en de gemeentelijke verordening voor maatschappelijke ondersteuning.

  1. Indicatie huishoudelijke ondersteuning

Met ingang van 2015 worden indicaties voor huishoudelijke ondersteuning in Leidschendam-Voorburg afgegeven op resultaat. Deze vorm van indiceren wordt sinds een paar jaar toegepast in de Wmo en wordt gebruikt door veel gemeenten.
De afgelopen periode zijn er veelvuldig uitspraken gedaan door rechtbanken en de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over deze vorm van indiceren. In het vierde kwartaal van 2018 wordt een zaak bij de CRvB behandeld tegen de gemeente Leidschendam-Voorburg.
Naar verwachting zal het gemeentelijke beleid stand houden. Mocht dit niet het geval zijn, dan kan dit gevolgen hebben op de wijze van de uitvoering van huishoudelijke ondersteuning.

  1. Abonnementstarief Wmo

Het kabinet gaat per 1 januari 2019 een vaste maximale bijdrage Wmo van € 17,50 per 4 weken invoeren. Dit komt in plaats van de inkomensafhankelijke bijdrage.Door deze maatregel wordt de drempel voor inwoners lager om zelf te voorzien in oplossingen, zoals bijvoorbeeld het vinden van huishoudelijke ondersteuning en het uitvoeren van woningaanpassingen.
De geschatte aanzuigende werking van deze maatregel wordt naar inschatting slechts voor 50% gecompenseerd door het Rijk en komt voor risico van de gemeenten.

  1. Jeugdzorg

Het jaarrekeningresultaat 2017 op de jeugdzorguitgaven laat een toename zien van ruim € 2 mln., vooral veroorzaakt door een stijging van het aantal jeugdigen in zorg. Ook in 2018 lijkt deze stijging voort te zetten. In de begroting 2019 is rekening gehouden met de actuele ramingen voor 2018, vermeerderd met verwachte volumeontwikkeling en prijsontwikkeling in 2019. Het is niet te voorspellen of de hoge groei uit 2017 en 2018 ook in 2019 zal doorzetten. De gemeente bereidt een plan voor om meer grip te krijgen op de jeugdzorguitgaven. In 2019 zal dit plan haar uitvoering moeten krijgen. 
Extra groei , bovenop de geraamde groei, van de jeugdzorguitgaven blijft een risico. Als de zorgvraag hoger ligt dan geraamd is de gemeente wettelijk verplicht deze te leveren. Geschat wordt dat de uitgaven maximaal € 2,5 mln. hoger kunnen uitvallen ten opzichte van de begrote jeugdzorguitgaven 2019. De kans wordt, gelet op ervaringen uit 2017 en 2018 beoordeeld als hoog.

Het Rijk heeft de wijziging van het woonplaatsbeginsel uitgesteld naar 2020. De beschikbare rijksmiddelen voor jeugdhulp zullen via een gewijzigd verdeelmodel over de gemeenten worden verdeeld. Dit zal in 2020 leiden tot voor- en nadeelgemeenten.

  1. Specifieke uitkeringen

De gemeente ontvangt voor de uitvoering van een aantal specifieke taken specifieke uitkeringen van de rijksoverheid of mede-overheden. Veel van deze specifieke uitkeringen kennen een min of meer structureel karakter, zoals.

  1. Onderwijsachterstandenbeleid 2011-2018;
  2. Gebundelde uitkering op grond van artikel 69 Participatiewet (BUIG) en Vangnetuitkering
  3. Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (exclusief levensonderhoud beginnende zelfstandigen) (BBZ) en
  4. Regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

Hoewel de subsidievoorwaarden en verantwoordingsvereisten van bovengenoemde specifieke uitkeringen en subsidies doorgaans over de jaren gelijk zijn gebleven kan de subsidieverstrekker deze eenzijdig wijzigen. Dit kan financiële gevolgen hebben, als het eigen risicopercentage of de basis waarover deze wordt berekend door de verstrekker wordt aangepast ( BUIG), of  
door aanscherping van de verantwoordingseisen bepaalde activiteiten niet langer subsidiabel blijken ( OAB, BBZ, RMC). Omdat ten tijde van het opstellen van deze begroting nog onbekend is of de subsidie en verantwoordingseisen zullen worden aangepast/ aangescherpt is in de begroting uitgegaan van de bestaande criteria. Het risico dat de verantwoordingsvereisten zullen worden aangepast wordt geschat als laag.  Verwacht wordt dat een eventueel financieel effect maximaal 10% van de specifieke uitkeringen betreft. De totale omvang van bovengenoemde specifieke uitkeringen bedraagt circa € 23 mln.  

3. Bijna Energie Neutrale (school)gebouwen (BENG)
Vervallen

4 en 5. Grondexploitaties Vlietvoorde en Klein Plaspoelpolder
De risico’s met betrekking tot de gemeentelijke grondexploitaties zijn beschreven in de paragraaf grondbeleid. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. In bovenstaande tabel is het risicoprofiel op contante waarde per 1 januari 2018 opgenomen, op basis van de eerste herziening  2018 van de grondexploitaties Vlietvoorde en Klein Plaspoelpolder.
Dit risicoprofiel is berekend door middel van scenario analyses (Monte Carlo simulatie methode). Het risicoprofiel is bepaald met een waarschijnlijkheid van 80%. Dat wil zeggen dat op basis van de uitgevoerde risicoanalyse, een risicobuffer ter grootte van het berekende risicoprofiel met een waarschijnlijkheid van 80% toereikend is om de financiële risico’s van de grondexploitatie op te vangen.

6. Grondexploitatie Rijnlandlaan
Bij het openen van de grondexploitatie Rijnlandland is het financieel risicoprofiel ingeschat als zijnde laag. De uitgeefbare grond voor mogelijke kinderopvang, inrichtingskosten wanneer deze grond onverhoopt niet uitgegeven wordt en de hoogte van een planschadevergoeding zijn het meest pregnant en becijferd in een separaat (geheim) raadsvoorstel over de grondexploitatie 2018 Rijnlandlaan. Daar staat tegenover dat de locatie, mocht de ontwikkeling van de kinderdagopvang onverhoopt niet doorgaan, dan eventueel voor een andere ontwikkeling kan worden benut.

7. MIRT-programma Duurzame bereikbaarheid Rotterdam-Den Haag
In het kader van de préverkenning Den Haag in het MIRT-programma Duurzame bereikbaarheid Rotterdam-Den Haag wordt deze maanden met alle betrokken overheden gesproken over de bekostiging van de plannen die vanaf 2030 in uitvoering moeten gaan. Waarschijnlijk wordt ook een financiële bijdrage van de gemeente gevraagd. In een apart raadsvoorstel wordt de raad gevraagd de kaders mee te geven voor de onderhandelingen. Met oog op de onderhandelingspositie worden op dit moment geen bedragen in de begroting opgenomen.

8. Uitkeringen gemeentefonds
Er zijn drie risico's met betrekking tot de uitkeringen uit het gemeentefonds: het risico dat het Rijk bezuinigt op de algemene en integratie- en decentralisatie-uitkeringen uit het fonds, het risico dat de verdeling door het Rijk wordt herzien (herverdeeleffecten) en het risico dat de bestaande verdeelmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd (exogene ontwikkelingen).

9. Prijsstijgingen bouwsector
De economische groei leidt tot toenemende druk op de bouwkosten. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de toenemende vraag, tekort aan capaciteit en daarmee samenhangende hogere (loon)kosten. Deze toenemende druk vormt met name een financieel risico voor investeringsprojecten die nog aanbesteed worden of in uitvoering komen.

10. Overige

  1. Bodemsaneringen

Wettelijk uitgangspunt is dat alle (potentieel) verontreinigde locaties vóór 2030 zijn onderzocht en waar nodig zijn gesaneerd. Een uitzondering hierop zijn de spoedlocaties, waar een humaan of verspreidingsrisico aanwezig is. Deze locaties moeten worden gesaneerd of er moeten maatregelen zijn genomen waardoor de risico’s worden beheerst. In de gemeente zijn geen spoedeisende locaties bekend. Omdat van te voren niet bekend is of het Rijk ná 2020 nog financiële middelen beschikbaar stelt is vanaf 2020 een financieel risico aanwezig. Het financiële risico op toekomstige saneringskosten wordt geschat op € 3 mln. Het gaat hierbij om financiële risico’s, waarvoor in de projectbudgetten (nog) geen ramingen zijn opgenomen.

  1. Dividenduitkering Eneco en Stedin

Begin 2017 is Eneco gesplitst in twee zelfstandige ondernemingen die hun duurzame strategie kunnen continueren. De kans bestaat dat in enig jaar het dividend tegenvalt door tegenvallende resultaten van de ondernemingen.

  1. Bediening Sijtwendebrug

Het betreft hier een financieel risico waarbij het nog onzeker is in hoeverre de kosten voor de ombouw naar de op afstand bedienbare brug ten laste komen van de gemeente. Het genoemde maximale risicobedrag is een inschatting van mogelijke kosten die samen hangen met de inrichting van het totaal aan op afstand bedienbare bruggen van de provincie. Het is niet bekend of deze kosten ook daadwerkelijk in rekening gebracht gaan worden bij de gemeente. Een en ander is afhankelijk van de nog te maken afspraken met de provincie.

  1. WW-uitkeringen

De overheidswerkgevers zijn eigenrisicodrager voor WW-uitkeringen aan voormalige werknemers. Dit betekent dat de overheidswerkgever geen premies hoeft te betalen voor de WW maar dat een overheidswerkgever moet zorgen voor de re-integratie van de werkloze ambtenaren en de WW-uitkeringen. De duur van de uitkeringen is maximaal drie jaren.

  1. Bouwleges

De inkomsten van de bouwleges worden jaarlijks geraamd op basis van de bouwaanvragen die dan bekend zijn en worden verwacht. Aanvragen worden in de praktijk regelmatig uitgesteld of gaan soms niet door. Ook worden er nieuwe aanvragen ingediend waarmee geen rekening is gehouden. Bouwleges zijn hierdoor lastig te ramen en mutaties door enkele grote bouwaanvragen kunnen een groot effect hebben op de inkomsten.

  1. Invoering private bouwplantoets

Het plan van het kabinet is om de bouwconsument zelf te laten beslissen of zij de bouwplannen laat toetsen door een private partij of toch nog naar de gemeente gaat. Dit kan betekenen dat de gemeente minder inkomsten genereert. Het is nog niet bekend of en wanneer het wetsvoorstel in werking treedt. De private Bouwbesluittoets zal gefaseerd worden ingevoerd. Het gaat dan om bouwwerken met beperkt maatschappelijk risico.

  1. Tussentijdse verkiezingen en referenda

Voor de kosten van onverwachte tussentijdse verkiezingen en referenda zijn in de begroting geen middelen opgenomen.

  1. Btw-sportvrijstelling

Uit de startnota van het kabinet Rutte III is gebleken dat de Btw-sportvrijstelling (hierna: de sportvrijstelling) in 2019 wordt aangepast. De wijziging van de sportvrijstelling kan negatief uitpakken voor gemeenten en sportorganisaties doordat het recht op aftrek van btw verloren gaat. In de startnota werd reeds aangekondigd dat een compensatieregeling zou worden geïntroduceerd om gemeenten en sportorganisaties voor dit financiële nadeel te compenseren.

De Minister voor Medische Zorg heeft in juli jongstleden de kaders van deze compensatieregeling bekend gemaakt. In de compensatieregeling wordt een onderscheid gemaakt tussen gemeenten en amateursportorganisaties. Amateursportorganisaties worden gecompenseerd door de ‘Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties terwijl gemeenten worden gecompenseerd door de ‘Regeling specifieke uitkering stimulering’. Onderzocht moet moeten worden of en in hoeverre door de gemeente (en sportorganisaties) een beroep kan worden gedaan op de compensatieregeling.

  1. Rente

In de begroting 2019-2021 is voor wat de rente van nieuwe geldleningen betreft rekening gehouden met de rentetarieven die ten tijde van het opstellen van de conceptbegroting 2019 golden op de geld- en kapitaalmarkt. Die rentetarieven zijn onder het huidige monetaire beleid van de Europese Unie laag. Een stijging van de rentetarieven leidt tot hogere lasten. De omvang van het risico in de tabel is in een situatie dat de rente 1% stijgt.